• Keine Ergebnisse gefunden

Algemene bewerkingen in de Symbolische weergave

[Bereik: Geavanceerde grafieken, Functie, Parametrisch, Polair, Rij, Oplossen. Zie het hoofdstuk over elke app voor informatie over de andere apps.]

De symbolische weergave wordt doorgaans gebruikt om een functie of open bewering te definiëren die u wilt verkennen (via plotten en/of evalueren). In dit gedeelte wordt de term definitie gebruikt voor zowel functies als open beweringen.

Druk op Y om de symbolische weergave te openen.

Een definitie toevoegen

Met uitzondering van de app Parametrisch hebt u de beschikking over 10 velden om definities in te voeren. De app Parametrisch bevat 20 velden, twee voor elke paar definities.

1. Markeer een leeg veld dat u wilt gebruiken door er op te tikken of ernaar te schuiven.

2. Voer uw definitie in.

Zie “Bouwstenen voor het maken van definities” op pagina 93 als u meer informatie wilt.

3. Tik op of druk op E wanneer u klaar bent.

De nieuwe definitie wordt aan de lijst met definities toegevoegd.

Variabelen die in definities worden gebruikt, moeten met hoofdletters worden geschreven. Als u een variabele met kleine letters invoert, wordt een foutmelding weergegeven.

Een definitie wijzigen

1. Markeer de definitie die u wilt wijzigen, door er op te tikken of ernaar te schuiven.

2. Tik op .

De definitie wordt naar de bewerkingsregel gekopieerd.

3. De definitie wijzigen.

4. Tik op of druk op E wanneer u klaar bent.

Een inleiding tot HP apps 93

Bouwstenen voor het maken van definities

De componenten die samen een symbolische definitie vormen kunnen van een aantal bronnen afkomstig zijn.

• Van het toetsenbord

U kunt componenten direct vanaf het toetsenbord invoeren.

Als u 2X2 – 3 wilt invoeren, drukt u op 2AXjw3.

• Van gebruikersvariabelen

Als u bijvoorbeeld een variabele hebt gemaakt met de naam COST, kunt u deze in een definitie opnemen door die te typen of te kiezen in het menu Gebruiker (een van de submenu's van het menu Variabelen). Uw definitie kan er dus als volgt uitzien: F1(X)=X2+COST.

Als u een gebruikersvariabele wilt selecteren, drukt u op a, tikt u op , selecteert u

Gebruikersvariabelen en selecteert u de gewenste variabele.

• Van startvariabelen

Sommige startvariabelen kunnen worden opgenomen in een symbolische definitie. Druk voor toegang tot een

startvariabele op a, tik op , selecteer een categorie variabelen en selecteer de gewenste variabele.

De definitie kan er dus als volgt uitzien:F1(X)=X2+Q. (Q vindt u in het submenu Reëel in het menu Start.)

Startvariabelen worden uitgebreid behandeld in hoofdstuk B, “Problemen oplossen”, beginnend op pagina 663.

• Van toepassingsvariabelen

Alle instellingen, definities en resultaten voor alle apps worden opgeslagen als variabelen. Vele van deze variabelen kunnen worden opgenomen in een symbolische definitie. Druk voor toegang tot toepassingsvariabelen op a, tik op , selecteer de app, selecteer de categorie variabelen en selecteer de gewenste variabele. Uw definitie kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien F2(X)=X2+X–Root.

De waarde van de laatste wortel die is berekend in de app Functie, wordt vervangen door Wortel wanneer deze definitie wordt geëvalueerd.

Toepassingsvariabelen worden uitgebreid behandeld in hoofdstuk B, “Problemen oplossen”, beginnend op pagina 663.

• Van wiskundige functies

Enkele van de functies van het menu Wiskunde kunnen in een definitie worden opgenomen. Het menu Wiskunde is een van de werksetmenu's (D). In de volgende definitie wordt een wiskundige functie (Grootte) gecombineerd met een startvariabele (L1): F4(X)=X2–SIZE(L1). Deze is equivalent aan x2n waarbij n het aantal elementen is in de lijst L1. (Grootte is een optie op het menu Lijst. Dit is een submenu van het menu Wiskunde.)

• Van CAS-functies

Enkele van de functies van het menu CAS kunnen in een definitie worden opgenomen. Het menu CAS is een van de werksetmenu's (D). De volgende definitie bevat de CAS-functie irem: F5(X)=X2+ CAS.irem(45,7). (U voert irem in door Rest te kiezen. Dit is een optie in het menu Deling, dat een submenu is van het menu Gehele getallen. Elke CAS-opdracht of functie die u selecteert voor gebruik buiten CAS, krijgt het CAS. voorvoegsel.)

• Van toepassingsfuncties

Enkele van de functies van het menu Toep. kunnen in een definitie worden opgenomen. Het menu Toep. is een van de werksetmenu's (D). De volgende definitie bevat de toepassingsfunctie PredY:

F9(X)=X2+ Statistics_2Var.PredY(6).

• Van het Catlg-menu

Enkele van de functies van het menu Catlg kunnen in een definitie worden opgenomen. Het menu Catlg is een van de werksetmenu's (D). De volgende definitie bevat een opdracht van dat menu en een toepassingsvariabele:

F6(X)=X2+INT(Wortel). De gehele getalwaarde van de laatste wortel die is berekend in de app Functie wordt vervangen door INT(Wortel) wanneer deze definitie wordt geëvalueerd.

• Van andere definities

U kunt bijvoorbeeld F3(X)definiëren als F1(X)*F2(X).

Een inleiding tot HP apps 95

Evalueren van een afhankelijke definitie

Als u een afhankelijke definitie hebt, ofwel een definitie op basis van een andere definitie, kunt u alle definities in één definitie combineren door de afhankelijke definitie te evalueren.

1. Selecteer de afhankelijke expressie.

2. Tik op .

Zie het voorbeeld rechts. U ziet dat F3(X)is gedefinieerd op basis van twee andere functies.

Dit is een afhankelijke definitie die kan worden geëvalueerd.

Als u F3(X)markeert en op tikt, wordt F3(X) 2 * X2+ X+ 2 *(X2– 1).

Een definitie voor verkenning selecteren of verwijderen

U kunt in de apps Geavanceerde grafieken, Functie, Parametrisch, Polair, Rij en Oplossen maximaal 10 definities invoeren. Alleen de definities die u in de symbolische weergave hebt geselecteerd, worden echter geplot in de plotweergave en geëvalueerd in de numerieke weergave.

Als een definitie is geselecteerd, ziet u een vinkje naast die definitie. Een vinkje wordt standaard toegevoegd zo gauw u een definitie hebt gemaakt. Als u dus een bepaalde definitie wilt plotten of evalueren, markeert u die definitie en tikt u op . (Dit doet u ook als u een verwijderde functie opnieuw wilt selecteren.)

Een kleur kiezen voor plots

Elke functie en open bewering kan worden geplot in een andere kleur. Veranderen van de standaardkleur van een plot:

1. Tik op het gekleurde vierkantje links naast de definitie van de functie.

U kunt het vierkantje ook

selecteren door te drukken op E tijdens het selecteren van de definitie. Druk op E om de selectie van de definitie naar het gekleurde vierkantje te verplaatsen en van het gekleurde vierkantje naar de definitie.

2. tik op .

3. Selecteer de gewenste kleur in de kleurkiezer.

Een definitie verwijderen

Een enkele definitie verwijderen:

1. Tik eenmaal op de definitie (of markeer deze met de cursortoetsen).

2. Druk op C.

Verwijderen van alle definities:

1. Druk op SJ.

2. Tik op of druk op E om dit te bevestigen.

Een inleiding tot HP apps 97