Tekstdelen zoeken
2. Willekeurig tekst zoeken
4.11 Directe hulp bij NC-foutmeldingen (niet bij TNC 410)(niet bij TNC 410)
De TNC komt automatisch met foutmeldingen bij:
■ foutieve ingaven
■ logicafouten in het programma
■ niet uitvoerbare contourelementen
■ het niet volgens voorschrift toepassen van het tastsysteem Een foutmelding die het nummer van een programmaregel bevat, is door deze regel of een voorgaande regel veroorzaakt. TNC-meldteksten kunnen gewist worden met de CE-toets, nadat de foutoorzaak is opgeheven.
Om nadere informatie over een bepaalde foutmelding te verkrijgen, moet de HELP-toets ingedrukt worden. De TNC toont dan een venster, waarin de foutoorzaak en het opheffen ervan beschreven staat.
HELP weergeven
Bij een bepaalde foutmelding in de kopregel van het beeldscherm:
úHELP weergeven: HELP-toets indrukken.
úBeschrijving van de fout en de mogelijkheden tot het opheffen ervan doorlezen. Met de CE-toets wordt het HELP-venster gesloten en tevens de bepaalde foutmelding verwijderd.
úFout overeenkomstig de beschrijving in het HELP-venster opheffen.
Bij knipperende foutmeldingen toont de TNC de HELP-tekst automatisch. Na knipperende foutmeldingen moet de TNC opnieuw gestart worden, terwijl de END-toets 2 seconden wordt ingedrukt.
4 .1 1 D ir e c te hulp bij N C -f outmelding e n ( n ie t b ij TNC 41 0)
4.12 Hulpfunctie
(niet bij TNC 426, TNC 430)
De betekenis van de afzonderlijke DIN/ISO-functies is samengevat in de helpfunctie van de TNC. Via sofkey kan het onderwerp gekozen worden.
Helpfunctie kiezen
úHELP-toets indrukken
úOnderwerp kiezen: druk op één van de aangeboden softkeys
Help-onderwerp / functie Softkey
DIN/ISO-programmering: G-functies DIN/ISO-programmering: D-functies DIN/ISO-programmering: M-functies DIN/ISO-programmering: adresletters Cyclusparameters
Hulp die door uw machinefabrikant wordt ingegeven (optioneel, niet uitvoerbaar) Volgende bladzijde kiezen
Vorige bladzijde kiezen Begin bestand kiezen Einde bestand kiezen
Zoekfunctie kiezen; tekst ingeven, zoeken met ENT-toets starten
Help-functie beëindigen
Druk twee keer op de softkey EINDE.
4.12 HELP -functie (niet bij TNC 426, TNC 430)
Functie Softkey Begin van de tabel kiezen
Einde van de tabel kiezen Vorige pagina van de tabel kiezen Volgende pagina van de tabel kiezen Regel aan einde van de tabel toevoegen Regel aan het einde van de tabel wissen Begin volgende regel kiezen
In te geven aantal regels aan het einde van de tabel toevoegen
Oplichtend achterliggend veld kopiëren (2e softkey-balk)
Gekopieerd veld tussenvoegen (2e softkey-balk)
4.13 P alletsbeheer (niet bij TNC 41 0)
4.13 Palletsbeheer (niet bij TNC 410)
Het palletsbeheer is een machine-afhankelijke functie.
Hieronder wordt de standaard functie-omvang
omschreven. Raadpleeg tevens het machinehandboek.
Palletstabellen worden voor de bewerkingscentra met palletswisselaars toegepast: de palletstabel roept voor de
verschillende pallets de daarbijbehorende bewerkingsprogramma's op en activeert de overeenkomstige nulpuntverschuivingen resp.
nulpuntstabellen.
Palletstabellen kunnen ook toegepast worden, om verschillende programma's met verschillende referentiepunten na elkaar af te werken.
Palletstabellen bevatten onderstaande gegevens:
■PAL/PGM (notatie noodzakelijk): sleutel pallets of NC-programma (met ENT-toets resp. NO ENT kiezen)
■NAME (notatie noodzakelijk): pallets- resp. programmanaam. De palletsnaam wordt door de machinefabrikant vastgelegd (raadpleeg het machinehandboek). Programmanaam moet in dezelfde directory opgeslagen zijn als de palletstabel, anders moet de volledige padnaam van het programma worden ingegeven
■DATUM (notatie optioneel): naam van de nulpuntstabel.
Nulpuntstabellen moeten in dezelfde directory opgeslagen zijn als de palletstabel, anders moet de volledige padnaam van de nulpuntstabel worden ingegeven. Nulpunten uit de nulpuntstabel worden in het NC-programma met cyclus 7
NULPUNTVERSCHUIVING geactiveerd
■X, Y, Z (notatie optioneel, andere assen mogelijk): bij palletsnamen zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het machinenulpunt. Bij NC-programma's zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het palletsnulpunt. Deze ingevoerde gegevens overschrijven het laatste nulpunt dat in de werkstand Handbedrijf is ingesteld. Met de additionele functie M104 kan het laatste ingestelde referentiepunt weer worden geactiveerd. Met de toets „Actuele positie overnemen“ toont de TNC een venster waarmee verschillende punten van de TNC als referentiepunt kunnen worden ingegeven (zie volgende bladzijde):
Positie Betekenis
Actuele waarden Coördinaten van de actuele
gereedschapspositie gerelateerd aan het actieve coördinatensysteem ingeven Referentiewaarden Coördinaten van de actuele
gereedschapspositie gerelateerd aan het machinenulpunt ingeven
Meetwaarden ACTUEEL Coördinaten gerelateerd aan het actieve coördinatensysteem van het laatste in de werkstand Handbedrijf getaste
referentiepunt ingeven
Meetwaarden REF Coördinaten gerelateerd aan het machinenulpunt van het laatste in de werkstand Handbedrijf getaste referentiepunt ingeven
Met de pijltoetsen en de ENT-toets kunt u de positie kiezen die moet worden overgenomen. Daarna kiest u met de softkey ALLE WAARDEN dat de TNC de desbetreffende coördinaten van alle actieve assen in de palletstabel opslaat. Met de softkey ACTUELE WAARDE slaat de TNC de coördinaten van de as op, waarop de lichtbalk in de palletstabel op dat moment staat.
Wanneer voor een NC-programma geen pallet
gedefinieerd is, zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het machinenulpunt.
Palletstabel kiezen
úIn de werkstand Programmeren/bewerken bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken.
úBestanden van het type .P weergeven: softkeys TYPE KIEZEN en WEERGEVEN .P indrukken.
úPalletstabel met pijltoetsen kiezen of naam voor een nieuwe tabel ingeven.
úKeuze met ENT-toets bevestigen.
Palletsbestand verlaten
úBestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken.
úAnder bestandstype kiezen: softkey TYPE KIEZEN en softkey voor het gewenste bestandstype indrukken, b.v. WEERGEVEN .H.
úGewenste bestand kiezen
4.13 P alletsbeheer (niet bij TNC 41 0)
Palletsbestand afwerkenIn machineparameter 7683 wordt vastgelegd, of de palletstabel
stapsgewijs of continu afgewerkt moet worden (zie „14.1 Algemene
gebruikerparameters“).
úIn de werkstand Automatische programma-afloop of Programma-afloop regel voor regel
bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken.
úBestanden van het type .P weergeven: softkeys TYPE KIEZEN en
WEERGEVEN .P indrukken.
úPalletstabel met pijltoetsen kiezen, met ENT-toets bevestigen.
úPalletstabel afwerken: toets NC-start indrukken, de TNC werkt de pallets af zoals in
machineparameter 7683 is vastgelegd.