6.4 Baanbewegingen –
rechthoekige coördinaten
Overzicht baanfuncties
Functie Baanfunctietoets Gereedschapsverplaatsing Benodigde ingaven Rechte L
Engl.: Line
Rechte Coördinaten van het eindpunt van
de rechte Afkanting: CHF
Engl.: CHamFer
Afkanting tussen twee rechten Afkantingslengte
Cirkelmiddelpunt CC;
Engl.: Circle Center
Geen Coördinaten cirkelmiddelpunt
resp. pool Cirkelboog C
Engl.: Circle
Cirkelbaan om cirkelmiddelpunt CC naar eindpunt van de cirkel-boog
Coördinaten eindpunt cirkel, rota-tierichting
Cirkelboog CR
Engl.: Circle by Radius
Cirkelbaan met bepaalde radius Coördinaten eindpunt cirkel, cir-kelradius, rotatierichting Cirkelboog CT
Engl.: Circle Tangential
Cirkelbaan met tangentiale aans-luiting op voorafgaand en volgend contourelement
Coördinaten eindpunt cirkel
Hoeken afronden RND Engl.: RouNDing of Cor-ner
Cirkelbaan met tangentiale aans-luiting op voorafgaand en volgend contourelement
Hoekradius R
Vrije contourprogramme-ring FK
Rechte of cirkelbaan met wille-keurige aansluiting op vooraf-gaand contourelement
zie „Baanbewegingen – Vrije con-tourprogrammering FK”, blad-zijde 158
140 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n Rechte L
De TNC verplaatst het gereedschap via een rechte lijn van zijn actuele positie naar het eindpunt van de rechte. Het startpunt is het eindpunt van de voorafgaande regel.
8Coördinaten van het eindpunt van de rechte Indien nodig:
8Radiuscorrectie RL/RR/R0
8Aanzet F
8Additionele M-functie NC-voorbeeldregels
Actuele positie overnemen
Een rechte-regel (L-regel) kan ook met de toets „ACTUELE POSITIE OVERNEMEN“ gegenereerd worden:
8Verplaats het gereedschap in de werkstand Handbediening naar de positie die overgenomen moet worden.
8Beeldschermweergave op programmeren/bewerken zetten.
8Programmaregel kiezen waar de L-regel tussengevoegd moet wor-den.
8Toets „ACTUELE POSITIE OVERNEMEN“ indrukken:
de TNC genereert een L-regel met de coördinaten van de actuele positie
7 L X+10 Y+40 RL F200 M3 8 L IX+20 IY-15
9 L X+60 IY-10
Het aantal assen dat de TNC in de L-regel opslaat, wordt via de MOD-functie vastgelegd (zie „MOD-functie kie-zen”, bladzijde 420).
X Y
60
15
40
10
10 20
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 141
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
Afkanting CHF tussen twee rechten tussenvoegen
Contourhoeken die door het snijden van twee rechten ontstaan, kun-nen afgekant worden.
In de rechte-regels voor en na de CHF-regel worden steeds beide coördinaten van het vlak geprogrammeerd, waarin de afkanting moet worden uitgevoerd.
De radiuscorrectie voor en na de CHF-regel moet dezelfde zijn.
De afkanting moet met het actuele gereedschap uitgevoerd kunnen worden.
8Afkantingsgedeelte: lengte van de afkanting Indien nodig:
8Aanzet F (werkt alleen in de CHF-regel) NC-voorbeeldregels
7 L X+0 Y+30 RL F300 M3 8 L X+40 IY+5
9 CHF 12 F250 10 L IX+5 Y+0
Een contour mag niet met een CHF-regel beginnen.
Een afkanting wordt alleen in het bewerkingsvlak uitgevo-erd.
Het door de afkanting afgesneden hoekpunt wordt niet benaderd.
Een in de CHF-regel geprogrammeerde aanzet werkt alleen in deze CHF-regel. Daarna geldt weer de voor de CHF-regel geprogrammeerde aanzet.
X Y
X Y
40 30 12
5 12
5
142 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n Hoeken afronden RND
Met de functie RND worden contourhoeken afgerond.
Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelbaan, die zowel op het voorafgaande als op het volgende contourelement tangentiaal aans-luit.
De afrondingscirkel moet met het opgeroepen gereedschap uitgevo-erd kunnen worden.
8Afrondingsradius: radius van de cirkelboog Indien nodig:
8Aanzet F (werkt alleen in de RND-regel) NC-voorbeeldregels
5 L X+10 Y+40 RL F300 M3 6 L X+40 Y+25
7 RND R5 F100 8 L X+10 Y+5
Het voorafgaande en volgende contourelement moeten beide coördinaten van het vlak bevatten, waarin het afron-den van de hoeken uitgevoerd gaat worafron-den. Wanneer de contour zonder gereedschapsradiuscorrectie moet wor-den uitgevoerd, moeten beide coördinaten van het bewerkingsvlak worden geprogrammeerd.
Het hoekpunt wordt niet benaderd.
Een in de RND-regel geprogrammeerde aanzet werkt alleen in deze RND-regel. Daarna geldt weer de voor de RND-regel geprogrammeerde aanzet.
Een RND-regel kan ook gebruikt worden bij het voorzich-tig benaderen van de contour, indien de APPR-functies niet toegepast mogen worden.
X Y
40 40
R5
5
10
25
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 143
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
Cirkelmiddelpunt CC
Van cirkelbanen die met behulp van de C-functietoets geprogram-meerd worden, kan het cirkelmiddelpunt vastgelegd worden. Daartoe
moeten de rechthoekige coördinaten van het cirkelmiddelpunt inge-geven worden of
wordt de laatst geprogrammeerde positie overgenomen of
worden de coördinaten met de toets „ACTUELE POSITIE OVERNE-MEN“ overgenomen.
8Coördinaten CC: coördinaten voor het cirkelmiddel-punt ingeven of
om de laatst geprogrammeerde positie over te nemen: geen coördinaten ingeven.
NC-voorbeeldregels
of
De programmaregels 10 en 11 hebben geen betrekking op de afbeel-ding.
Geldigheid
Het cirkelmiddelpunt geldt totdat een nieuw cirkelmiddelpunt wordt geprogrammeerd. Een cirkelmiddelpunt kan ook voor de additionele assen U, V en W vastgelegd worden.
Cirkelmiddelpunt CC incrementeel ingeven
Een incrementeel ingegeven coördinaat voor het cirkelmiddelpunt is altijd gerelateerd aan de laatst geprogrammeerde gereedschapsposi-tie.
5 CC X+25 Y+25
10 L X+25 Y+25 11 CC
Met CC wordt een positie als cirkelmiddelpunt geken-merkt: het gereedschap verplaatst zich niet naar deze positie.
Het cirkelmiddelpunt is tevens de pool voor poolcoördina-ten.
144 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n Cirkelbaan C om cirkelmiddelpunt CC
Het cirkelmiddelpunt CC moet vastgelegd worden, voordat cirkelbaan C geprogrammeerd wordt. De laatst geprogrammeerde gereed-schapspositie voor de C-regel is het startpunt van de cirkelbaan.
8Gereedschap naar het startpunt van de cirkelbaan verplaatsen
8Coördinaten van het cirkelmiddelpunt
8Coördinaten van het eindpunt van de cirkelboog
8Rotatierichting DR Indien nodig:
8Aanzet F
8Additionele M-functie NC-voorbeeldregels
Volledige cirkel
Programmeer voor het eindpunt dezelfde coördinaten als voor het startpunt.
5 CC X+25 Y+25
6 L X+45 Y+25 RR F200 M3 7 C X+45 Y+25 DR+
Start- en eindpunt van de cirkelbeweging moeten op de cirkelbaan liggen.
Ingavetolerantie: tot 0,016 mm (via MP7431 te kiezen)
E S
X Y
CC
X Y
25 45
25 CC
DR+
DR–
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 145
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
Cirkelbaan CR met vastgelegde radius
Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelbaan met radius R.
8Coördinaten van het eindpunt van de cirkelboog
8Radius R
Let op: het voorteken legt de grootte van de cirkel-boog vast!
8Rotatierichting DR
Let op: het voorteken legt de concave of convexe kromming vast!
Indien nodig:
8Additionele M-functie
8Aanzet F Volledige cirkel
Voor een volledige cirkel worden 2 CR-regels na elkaar geprogram-meerd:
het eindpunt van de eerste helft van de cirkel is het startpunt van de tweede helft. Het eindpunt van de tweede helft van de cirkel is het startpunt van de eerste helft.
Centreerhoek CCA en cirkelboogradius R
Startpunt en eindpunt op de contour kunnen door vier verschillende cirkelbogen met dezelfde radius met elkaar verbonden worden:
Kleinere cirkelboog: CCA<180°
De radius heeft een positief voorteken R>0 Grotere cirkelboog: CCA>180°
De radius heeft een negatief voorteken R<0
Met de rotatierichting wordt vastgelegd, of de cirkelboog naar buiten (convex) of naar binnen (concaaf) uitgevoerd wordt:
convex: rotatierichting DR– (met radiuscorrectie RL) concaaf: rotatierichting DR+ (met radiuscorrectie RL) NC-voorbeeldregels
146 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
Cirkelbaan CT met tangentiale aansluiting
Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelboog die tangentiaal op het eerder geprogrammeerde contourelement aansluit.
Een overgang is „tangentiaal“, wanneer op het snijpunt van de con-tourelementen geen knik- of hoekpunt ontstaat, d.w.z. dat de contou-relementen vloeiend in elkaar overgaan.
Het contourelement waarop de cirkelboog tangentiaal aansluit, wordt direct voor de CT-regel geprogrammeerd. Hiervoor zijn minstens twee positioneerregels nodig:
8Coördinaten van het eindpunt van de cirkelboog Indien nodig:
8Aanzet F
8Additionele M-functie NC-voorbeeldregels
De afstand tussen start- en eindpunt van de cirkeldiame-ter mag niet grocirkeldiame-ter zijn dan de cirkeldiamecirkeldiame-ter.
De maximale radius bedraagt 99,9999 m.
De ingave van hoekassen A, B en C is toegestaan.
7 L X+0 Y+25 RL F300 M3 8 L X+25 Y+30
9 CT X+45 Y+20 10 L Y+0
In de CT-regel en het daarvoor geprogrammeerde contou-relement moeten beide coördinaten van het vlak staan, waarin de cirkelboog wordt uitgevoerd!
X Y
25 45
25 30
20
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 147
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
Voorbeeld: rechteverplaatsing en afkantingen cartesiaans
0 BEGIN PGM LINEAIR MM
1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel voor grafische simulatie van de bewerking 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0
3 TOOL DEF 1 L+0 R+10 Gereedschapsdefinitie in het programma 4 TOOL CALL 1 Z S4000 Gereedschapsoproep met spilas en spiltoerental
5 L Z+250 R0 F MAX Gereedschap terugtrekken in de spilas met ijlgang FMAX 6 L X-10 Y-10 R0 F MAX Gereedschap voorpositioneren
7 L Z-5 R0 F1000 M3 Naar bewerkingsdiepte verplaatsen met aanzet F = 1000 mm/min 8 APPR LT X+5 Y+5 LEN10 RL F300 Contour op punt 1 benaderen via een rechte met
tangentiale aansluiting
9 L Y+95 Punt 2 benaderen
10 L X+95 Punt 3: eerste rechte voor hoek 3
11 CHF 10 Afkanting met een lengte van 10 mm programmeren
12 L Y+5 Punt 4: tweede rechte voor hoek 3, eerste rechte voor hoek 4
13 CHF 20 Afkanting met een lengte van 20 mm programmeren
14 L X+5 Laatste contourpunt 1 benaderen, tweede rechte voor hoek 4 15 DEP LT LEN10 F1000 Contour verlaten via een rechte met tangentiale aansluiting 16 L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma
17 END PGM LINEAIR MM
X Y
95 5
95
5
10
10
20
201
1
21 1 3 4
148 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n Voorbeeld: cirkelbeweging cartesiaans
0 BEGIN PGM CIRCULAIR MM
1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel voor grafische simulatie van de bewerking 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0
3 TOOL DEF 1 L+0 R+10 Gereedschapsdefinitie in het programma 4 TOOL CALL 1 Z S4000 Gereedschapsoproep met spilas en spiltoerental
5 L Z+250 R0 F MAX Gereedschap terugtrekken in de spilas met ijlgang FMAX 6 L X-10 Y-10 R0 F MAX Gereedschap voorpositioneren
7 L Z-5 R0 F1000 M3 Naar bewerkingsdiepte verplaatsen met aanzet F = 1000 mm/min 8 APPR LCT X+5 Y+5 R5 RL F300 Contour op punt 1 benaderen via een cirkelbaan met
tangentiale aansluiting
9 L X+5 Y+85 Punt 2: eerste rechte voor hoek 2
10 RND R10 F150 Radius met R = 10 mm tussenvoegen, aanzet: 150 mm/min 11 L X+30 Y+85 Punt 3 benaderen: startpunt van de cirkel met CR
12 CR X+70 Y+95 R+30 DR- Punt 4 benaderen: eindpunt van de cirkel met CR, radius 30 mm
13 L X+95 Punt 5 benaderen
14 L X+95 Y+40 Punt 6 benaderen
15 CT X+40 Y+5 Punt 7 benaderen: eindpunt van de cirkel, cirkelboog met tangentiale aansluiting op punt 6, TNC berekent de radius zelf
X Y
95 5
95
5 85
40
40
30 70
R10 R30
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 149
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n
16 L X+5 Laatste contourpunt 1 benaderen
17 DEP LCT X-20 Y-20 R5 F1000 Contour verlaten via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting 18 L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma
19 END PGM CIRCULAIR MM
150 6 Programmeren: contouren programmeren
6.4 Baanbew e ging en – r e c h thoekig e coör dinat e n Voorbeeld: volledige cirkel cartesiaans
0 BEGIN PGM C-CC MM
1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0
3 TOOL DEF 1 L+0 R+12,5 Gereedschapsdefinitie
4 TOOL CALL 1 Z S3150 Gereedschapsoproep
5 CC X+50 Y+50 Cirkelmiddelpunt definiëren
6 L Z+250 R0 F MAX Gereedschap terugtrekken
7 L X-40 Y+50 R0 F MAX Gereedschap voorpositioneren 8 L Z-5 R0 F1000 M3 Naar bewerkingsdiepte verplaatsen
9 APPR LCT X+0 Y+50 R5 RL F300 Startpunt van de cirkel benaderen via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting
10 C X+0 DR- Eindpunt van de cirkel (=startpunt cirkel) benaderen 11 DEP LCT X-40 Y+50 R5 F1000 Contour verlaten via een cirkelbaan met tangentiale
aansluiting
12 L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 13 END PGM C-CC MM
X Y
50
50 CC
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430 151